Over fundamenten en ethiek

Elders op het web wordt beweerd dat geloven immoreel is (hier). Weer elders op het web worden alle premissen gefileerd (hier). Deze laatste exercitie is dapper, maar ook vermoeiend: de weg naar het ongelijk van de stelling van het eerste artikel is sneller. De stelling leidt namelijk tot een absurdisme.

Het artikel draait om de vraag op welke gronden je het schadebeginsel kan verlaten: wanneer is het gerechtvaardigd om een ander te schaden? Enkel rationele gronden zijn gerechtvaardigd volgens de auteur. Hier volgt echter een probleem: wat zijn nu rationele gronden? Er zijn talloze voorbeelden te verzinnen waarbij rationele gronden als fundament worden gebruikt voor immorele beslissingen. Het utilisme bijvoorbeeld, dat betoogd dat het grootste goed voor het grootste aantal dient te tellen, zou een rechtvaardiging kunnen vormen voor de Romeinse spelen waar christenen voor de leeuwen werden gegooid. Het vermaak van de Romeinen werd verhoogd ten koste van een minderheid. Niettemin is het utilisme een rationele ethiek bij uitstek.

Een populaire ethiek is de ethiek van Kant, de deontologie, maar de deontologie is bij uitstek een ethiek waarbij het fundament wordt gezocht in het goddelijke, dus de deontologie zou volgens de auteur van het artikel meteen verdisconteerd kunnen worden als een irrationele, immorele ethiek. Overigens kan het gros van de ethische theoriën eigenlijk al op de hoop worden gegooid waar niet naar om hoeft te worden gekeken, want iedere ethische theorie is op een gegeven moment gefundeerd in een betwistbare onbewezen propositie. Moore heeft daarbij laten zien dat goed niet te definiëren valt, en daarmee wordt het dus de vraag in hoeverre je zinvol kunt discussiëren over de vraag wat goed is.

Het is nu voldoende aangetoond dat argumenten met rationele gronden niet per se tot het goede leiden en dat deze rationele gronden in zichzelf eigenlijk niet zo rationeel zijn: ieder argument bouwt voort op een onbewezen, betwistbare premisse. De auteur wilde deze soort argumenten nu juist vermijden en wilde aantonen dat deze soort argumenten immoreel waren, maar de auteur is het hopelijk met me eens dat op het eerste gezicht een groot deel van deze redeneringen wel moreel zijn, hoewel ze niet zijn gegrond in een bewezen fundament. Een beroep op geloof om je acties te rechtvaardigen kan dus wel degelijk moreel zijn, waarmee de hele conclusie in duigen valt. Dat betekent echter niet dat ongeloof immoreel is. Geloof heeft gewoon weinig te maken met moraliteit. Geloof is een bepaalde positie als het om kennis gaat, terwijl moraliteit valt in het domein van handelen. Kennis heeft uiteraard invloed op ons handelen, maar dat betekent niet dat de positie van geloven op zichzelf goed of slecht is.